NL / EN

Gecomponeerde Uitvoerders: Het Musicerende Lichaam Vanuit Compositorisch Perspectief.

1412257310 wpe4c3774a 0f

Paul Craenen

componist
Trefwoorden: improvisation, composition, gesture, corporeality, music performance, musical experiment
Looptijd: 2005-2011
Periode: 20ste eeuwse muziek
Type musicus: componist
Universiteit: Universiteit Leiden

Het muziek uitvoerende lichaam vormt een essentiële schakel in de creatie van nieuwe instrumentale composities. Toch vormt zijn aanwezigheid meestal niet het onderwerp van de compositorische aandacht. Compositorische vernieuwingen richten zich doorgaans op de muzikale organisatieprincipes of op de ontginning van nieuwe instrumentale sonoriteiten. Het muziek uitvoerende lichaam behoudt in het muzikale experiment meestal zijn status als transparant medium voor muzikale ideeën, maar ook als begrenzer van het uitvoeringspotentieel. Twintigste- eeuwse uitzonderingen hierop vinden we in het instrumentale theater van Mauricio Kagel of Dieter Schnebel, of in de door John Cage geïnspireerde Fluxusperformances -en happenings die begin jaren ‘60 de muzikale uitvoering onthulden als een scenisch en theatraal gegeven. Een decennium later werd in de ‘musique concrète instrumentale’ van Helmut Lachenmann of in de hypervirtuoze muziek van Bryan Ferneyhough het uitvoerende lichaam impliciet hoorbaar en zichtbaar gemaakt via een thematisering van de instrumentale handeling. Ook bij tal van andere componisten was er eind jaren ‘60 sprake van een perspectiefverandering waarbij het concreet klinkende of de lichamelijke aanwezigheid in de klinkende ruimte in de belangstelling kwamen te staan. De implicaties van deze concrete wending voor de status van het muziek uitvoerende lichaam bleven echter dubbelzinnig. Vanuit historisch perspectief was er slechts zelden sprake van een succesvolle of duurzame integratie van het musicerende lichaam als een compositorisch materiaal.

Recente artistieke en theoretische ontwikkelingen bieden aanleiding tot een herdenken van het compositorische potentieel van het muziek uitvoerende lichaam. De aandacht voor de lichamelijkheid van de muziekbeleving is in afgelopen decennia sterk toegenomen. In de muziekwetenschap is er sprake van een lichaamsparadigma dat ook hoorbaar en zichtbaar wordt in de compositorische concepten van een generatie jonge componisten. De microtemporaliteit van de lichamelijke gestiek en het instrumentale timbre vormen weerkerende thema’s. In het microtemporele tijdsvenster kan lichamelijke aanwezigheid zich op een heel direct niveau manifesteren als een muzikaal interactievermogen van de uitvoerder of de improvisator, maar ook als een ‘lichamelijk denken’ van het componerende lichaam. Uitgaande van recente wetenschappelijke inzichten en van zowel historische als recente muziekvoorbeelden, wordt in het proefschrift een concept van ‘interlichamelijkheid’ uitgewerkt dat een nieuw licht werpt op de relatie tussen het muziek uitvoerende, het componerende en het muziek beluisterende lichaam. In het bijzonder wordt het belang benadrukt van een conceptualiserend vermogen dat berust op een afwisselend lineaire en non-lineaire verhouding van het componerende lichaam tot de muzikale tijd.

Prof. Frans de Ruiter (promotor), drs. Myriam Van Imschoot (co-promotor)